Op 24 oktober 2019 waren 14 mensen aanwezig op de verhalendag over neonatologie, babyvoeding, en het meten in de couveuse. Oorspronkelijk was gedacht aan een symposium met een grotere opkomst. Nu zich een handjevol zeer deskundige geïnteresseerden had aangemeld, is gekozen om het symposium in een andere vorm door te laten gaan. De inleidingen door Petrie Roodbol (voorzitter SHVB) , Loes Schultz (Catharina Schrader Stichting) en Timothy Singowikromo (Create4Care project van het Erasmus MC) werden door de aanwezigen aangevuld met verhalen van vroeger en nu. Regelmatig werd gewezen op een voorwerp uit de collectie van het SHVB.
Neonatologie
De fascinatie voor neonatologie van Petrie Roodbol dateert vanaf haar opleidingstijd in Leiden en is gebleven tot haar afscheid onlangs als hoogleraar in Groningen. Gelukkig zijn er in die ruim 40 jaar verbeteringen opgetreden zoals de veel kindvriendelijker pleisters. Waar Petrie vroeger nog moest uitleggen op het lab dat echt geen 10 ml bloed afgetapt kan worden bij een baby van 1500 gram, kan nu bij bloedbepalingen worden volstaan met een veel kleinere hoeveelheid bloed.
Couveuses
Instinctief heeft men aangevoeld dat pasgeborenen warmte nodig hebben. Rond 1900 zijn de eerste couveuses ontwikkeld; in de collectie SHVB zijn diverse types te zien. De eerste couveuses werden op diverse wereldtentoonstellingen compleet met levende prematuren tentoongesteld. De moeders mochten niet mee; het positieve effect was dat de prematuur nu bleef leven en dat de zorg werd overgenomen door een professional. Dit was echter het begin van de verwijdering van moeders van hun pasgeborene. Baby’s lagen bloot in de couveuse zolang het noodzakelijk was de ademhaling goed te controleren was.
Couveuse en geluid
Couveusekinderen zijn erg gevoelig voor geluid. Vroeger maakte het motortje van een couveuse veel geluid. Het geluid in een couveuse was 70-80 decibel, te vergelijken met het geluid van auto’s langs de snelweg. Daarom kregen ouders het advies om hun kindje thuis naast de koelkast te laten slapen. Tegenwoordig wordt het geluid rond een couveuse tot een minimum beperkt: door zacht te praten, niet te slaan met deuren; pedaalemmers zacht dicht te doen. Van muziek in de couveuse is men teruggekomen.
Temperatuur en licht in de couveuse
De luchtvochtigheid en temperatuur in een couveuse kan worden ingesteld op basis van het gewicht van de baby. In 1970s stond onderin een couveuse een waterreservoir waarin een spiraal om het water te verwarmen. Er zat een tabletje in om het water schoon te houden – tegen algengroei. Aan de couveuse waren slangen bevestigd om schone lucht toe te voeren.
Lichttherapie
In Groningen ligt nu een lichtwerende lap, een cover, over de couveuse met daarin een camera, zodat ouders thuis hun kindje kunnen volgen. De cover kan worden teruggeslagen bij het toedienen van lichttherapie; de baby krijgt dan een brilletje op. Voor lichttherapie moet een baby bloot zijn. Voor de geboorte functioneren de longen van de foetus niet dus heeft de foetus veel rode bloedlichaampjes. Na de geboorte moet dat teveel afgebroken worden. Normaal gesproken kan een kindje dat aan. Sommige baby’s krijgen last van de afbraak van rode bloedlichaampjes en dan komt bilirubine vrij. Dit wordt opgeslagen in de huid en het kindje ziet er dan geel uit. Bij donkere baby’s is dit te constateren aan het oogwit dat ook geel wordt. Als je een kind niet helpt bij de afbraak van biluribine dan kan hersenschade ontstaan, maar dat is tegenwoordig heel zeldzaam. Bij ernstige gevallen kan worden overgegaan tot een wisseltransfusie waarbij de baby donorbloed krijgt, maar ook dat komt tegenwoordig zelden meer voor. Tegenwoordig kunnen problemen met biluribine ontstaan bij baby’s van illegalen die vaak te laat zorg opzoeken uit angst voor financiële consequenties.
Verpleegkundigen en te hoge temperatuur
De temperatuur op de zaal voor prematuurtjes was vroeger zo hoog dat er speciaal voor de verpleegkundigen bouillon werd gemaakt om het zoutverlies te compenseren. Door de hoge temperatuur op de kamer met couveuses vielen verpleegkundigen soms bijna in slaap bij het geven van de fles.
Borstvoeding en mode
Het geven van borstvoeding is aan mode onderhevig: in de 1970s was het niet populair, maar in 1980s kwam borstvoeding weer meer in. Soms wordt vrouwen die geen borstvoeding geven een schuldgevoel aangepraat.
Het ‘nadeel’ van borstvoeding is dat het een van de moeilijkste vormen van voeding is die er bestaan. Er wordt heel luchtig over gedaan, als iets dat automatisch hoort bij zwangerschap. In de meeste boekjes voor jonge moeders wordt geen aandacht besteed aan geduld, terwijl geduld essentieel is. Je moet er zeker 2-3 weken voor uittrekken wil de borstvoeding moeiteloos gaan. In die beginperiode is rust noodzakelijk; tegenwoordig is men ongeduldig en grijpt onmiddellijk naar de kolf. In collectie SHVB zijn diverse kolven aanwezig te gebruiken door de kraamvrouw of de min.
Mastitis
In geval van ontsteking van de borsten, mastitis, kon een mastitisklok van nut zijn. Deze werd warmgemaakt en dan op de borst gezet om de bloedsomsloop naar de borst te stimuleren. Misschien was hij indertijd te huur bij het kruisgebouw. In de collectie van SHVB zijn meerdere mastitisklokken, in diverse maten.
Moedermelk
Moedermelk is wat zoeter en bevat wat minder vetten dan koemelk. Moedermelk kan eventueel worden vervangen door rijstewater, gortwater, gerstewater met een deel moedermelk. Niet zozeer omdat men dacht dat rijstwater gekookt was, maar omdat dit minder darmkrampen gaf. Er zijn diverse soorten moedermelk o.a. lek-melk bij de kraamvrouw; eventueel op te vangen met een glazen opvangbakje, aanwezig in de collectie van SHVB.
Moedermelkcentrale
Vroeger werd moedermelk ingezameld door dames uit de buurt ten behoeve van moeders die te weinig melk hadden; het werd aangeleverd in allerlei flesjes en potjes. Al deze moedermelk werd in één pan gegooid en au bain-marie warm gehouden. In de pan moest geroerd worden om te zorgen dat de melk niet te warm werd. Vervolgens moest de melk tot rust komen en daarna afgeroomd worden. In 1947 is het Rode Kruis begonnen met een moedermelkbank/centrale. Hier werd moedermelk via een procedé gedroogd en daarmee langer houdbaar. Deze melk werd op doktersvoorschrift verstrekt aan te vroeg geboren baby’s of jonge kinderen met darmstoornissen. In 1973 werd de centrale opgeheven. In datzelfde jaar kwam Nutricia met poedermelk gemaakt van koemelk en dat verdrong die ingezamelde moedermelk.
De laatste jaren is er weer een gang naar moedermelkcentrales, waar moedermelk van donoren wordt ingezameld voor baby’s jonger dan 30 weken van wie de moeder te weinig moedermelk heeft. De donoren worden gescreend; melk wordt opgehaald door melkwagens, gepasteuriseerde en vervolgens aan baby’s gegeven. Een baby krijgt zoveel mogelijk melk van dezelfde donor. Elders bestaan moedermelkcentrales t.b.v. baby’s onder een bepaald gewicht. Ondanks de pasteurisatie is donormelk beter dan poedermelk.
Wie noem je prematuur?
Een immatuur is 500-700 g te licht na een ontijdige geboorte. Deze term wordt tegenwoordig niet meer gebruikt, nu spreekt men van extreem prematuur. Voor deze baby’s is borstvoeding veel te vermoeiend. Van prematuur spreekt men na een zwangerschap korter dan 37 weken. Dismatuur is hetzelfde als Small for date, baby’s die te licht zijn in relatie tot hun geboortedatum, tot de uitgerekende datum.
Baby’s geboren na 30-35 weken zijn de zogenoemde ‘vergeten prematuren’; zij vallen buiten een landelijk follow-up programma. Ze worden beschouwd als gewone baby’s, maar achteraf blijken zij diverse problemen te hebben bijvoorbeeld leerproblemen of voedingsproblemen. Deze kinderen hadden baat gehad bij eerdere onderkenning.
Meten in de couveuse
Eigenlijk zijn er weinig technische ontwikkelingen die het werk van een verpleegkundige verlichten; uitzonderingen zijn de kruikenmoeder en de wieltjes onder de bedden hoewel het verschuiven van een bed met een washandje onder de poten ook lukte. De vele technische vernieuwingen die hebben bijgedragen aan de wetenschappelijke vooruitgang van de geneeskunde, betekenden in feite een nieuwe taak voor een verpleegkundige. Gelukkig is er in Rotterdam in het Erasmus MC nu het Create4Care project onder leiding van Onno Helder, die op zoek is naar technische oplossingen voor de praktische problemen die verpleegkundigen ondervinden bij hun werk.
Timothy Singowikromo, student elektrotechniek van de Hogeschool Rotterdam, is verbonden aan dit Create4Care project. Hij heeft een prijs, de Bachelor Award van de Hogeschool Rotterdam, gewonnen voor zijn afstudeerproject. Timothy hield een inleiding over zijn afstudeerproject: het meten van een baby in de couveuse zonder in de couveuse zelf te komen. Nu moeten verpleegkundigen wanneer zij de lengte van een te vroeg geboren baby willen meten met een meetlat de couveuse in en zich dan een weg manoeuvreren door een wirwar van zuurstof- en voedingskabels en onderweg oppassen voor een bewegende baby. Timothy ontwikkelde een 3D-scanner voor het meten van te vroeg geboren baby’s. Door het gebruik hiervan hoeven de pasgeborenen bij het meten niet meer te worden aangeraakt. ‘Daardoor ervaart de baby minder stress, zijn de metingen nauwkeuriger en blijft de situatie hygiënisch’, aldus de bedenker.
Inmiddels is duidelijk dat de leiders van Create4Care Timothy’s uitvinding alweer verder door ontwikkeld hebben, waardoor ook geen laserlicht meer nodig is bij het wegen en meten. Hopelijk komt de babyscanner binnenkort op de markt.
Liesbeth Hesselink